Toen ik begon aan mijn loopbaan als psycholoog dacht ik dat ik het vooral moest hebben van mijn analytisch vermogen om mijn vak goed te doen. In het gezin waarin ik opgegroeid was, had ik namelijk geleerd goed na te denken, verstandig te zijn en de dingen te doen zoals ze hoorden. Of om dingen te doen zoals ze werden gedaan door deskundigen in hun vak. Ik kwam daar ook een heel eind mee. Totdat ik door mijn werk gedwongen werd om niet alleen binnen de kaders maar ook daarbuiten naar mijn eigen gevoeligheid te kijken. Wat ik tot dan toe gezien had als een kwetsbaarheid en iets lastigs, iets waardoor ik extra moeite moest doen om me staande te houden, bleek zich te ontwikkelen als een prachtig instrument om anderen aan te voelen, ook op subtielere manieren. Deze ontwikkeling maakte mijn leven steeds een stukje lichter, zachter en leuker. Bij de overstap naar eigen praktijk in de herfst van 2010 kwam er meer ruimte om mijn werk op mijn eigen manier vorm te geven. Tegelijkertijd kwamen mindfulness, yoga en zelfcompassie meer en meer de GGZ binnen. Dit werd meer onderdeel van elke psychotherapie, met onderwerpen als aanwezig zijn in het nu, oordeelsvrij en met compassie naar jezelf kijken en niet vechten met jezelf of met het leven. Het maakte het werk dat in therapie gedaan moet worden een beetje makkelijker. Omdat creativiteit, in mijn geval schilderen, mijzelf in mijn ontwikkeling enorm hielp, maakte ik ook in mijn werk af en toe gebruik van creatieve oefeningen.